24730 |
zuurbes |
berberis:
WLD
berberis (Q108p Wijnandsrade)
|
Zuurbes: gedoornde struik, 1-2 m hoog; geelgrauwe takken, heeft gele kogelvormige bloemen in tot 4 cm lange trossen; scharlakenrode bessen, langwerpig en 8-13 mm lang die ook s winters nog aan de struik staan (berberissen, barbarinneke, versilts, kweedoo [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17883 |
zwaaien |
zwingelen:
zjwengələ (Q108p Wijnandsrade)
|
Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18160 |
zwachtel |
windel:
wingəl (Q108p Wijnandsrade)
|
Zwachtel: lange, smalle strook dun linnen of verbandgaas bijv. voor het verbinden van een wond (windel, vees). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17972 |
zwak, ongezond |
zwak:
sjwaak (Q108p Wijnandsrade)
|
Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17745 |
zwak, slap |
min:
min (Q108p Wijnandsrade),
zwak:
sjwaak (Q108p Wijnandsrade)
|
Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24285 |
zwaluwstaart |
zwarbelstaart:
shwarbəlsjtart (Q108p Wijnandsrade)
|
de staart van zwaluwachtige vogels [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18105 |
zweer |
zweer:
sjweër (Q108p Wijnandsrade)
|
Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24452 |
zwemblaas |
ziel:
± WLD
ziël (Q108p Wijnandsrade)
|
Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19301 |
zwoegen |
ploeteren:
plötərə (Q108p Wijnandsrade),
zich uitsloven:
oetsjlovə (Q108p Wijnandsrade)
|
hard werken [zwoegen, wroeten, adammen, muiken, ploeteren, trimmen, porren] [N 85 (1981)] || zich bijzonder inspannen, erg veel moeite doen [zich weren, zich uitsloven, weerbieden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|