24939 |
drijfzand |
drijfzand:
driefzand (Q108p Wijnandsrade)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
31418 |
drilklos |
drilklots:
drelklǫts (Q108p Wijnandsrade)
|
Onderdeel van een boogdrilboor, bestaande uit een houten of ijzeren rol met aan de onderkant een puntboor en aan de bovenkant een spil. Zie ook afb. 125. [N 33, 128]
II-11
|
31421 |
drilkoord |
drilzeil:
drelzęjl (Q108p Wijnandsrade)
|
Het koord van de drilboog waarmee men een boogdrilboor heen en weer kan laten draaien. Het koord wordt daartoe om de drilklos heen geslagen. Zie ook afb. 127. [N 33, 129]
II-11
|
20499 |
drinken |
lessen:
lesjə (Q108p Wijnandsrade)
|
drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20564 |
droesem |
dras:
dras (Q108p Wijnandsrade)
|
droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20507 |
dronkaard |
boemelaar:
boemeleer (Q108p Wijnandsrade),
zatlap:
zaatlap (Q108p Wijnandsrade),
zuiplap:
zoeplap (Q108p Wijnandsrade)
|
dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25232 |
droog blijven |
goed weer:
good wéjər (Q108p Wijnandsrade)
|
droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20554 |
drop |
lakrits:
lakrits (Q108p Wijnandsrade)
|
drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20565 |
dropwater |
lakritswater:
lakritswater (Q108p Wijnandsrade)
|
Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
nat (weer):
naat (Q108p Wijnandsrade, ...
Q108p Wijnandsrade),
regenachtig (weer):
rèəgənegtig (Q108p Wijnandsrade),
vochtig (weer):
vogtig (Q108p Wijnandsrade, ...
Q108p Wijnandsrade),
waterkoud (weer):
watərkoud (Q108p Wijnandsrade)
|
nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|