| 24316 |
glimworm |
glimwormpje:
± WLD
glimwurmkə (Q108p Wijnandsrade)
|
Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
| 18956 |
gluiperig |
gluiperig:
glupərich (Q108p Wijnandsrade, ...
Q108p Wijnandsrade)
|
een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)] || huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 19237 |
goed opschieten met zijn werk |
opschieten:
opsjetə (Q108p Wijnandsrade)
|
goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18954 |
goedzak |
goedzak:
goodzak (Q108p Wijnandsrade)
|
een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 24958 |
golf |
golf:
golf (Q108p Wijnandsrade)
|
golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 24959 |
golven ww. |
golven:
golvə (Q108p Wijnandsrade)
|
golven (ww), rijzen en dalen van water [gurzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 24538 |
gom |
gom:
WLD
gom (Q108p Wijnandsrade)
|
De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 20544 |
gort |
meel en zemelen:
méel en ziemələ (Q108p Wijnandsrade)
|
gort; Hoe noemt U: Graan dat op de molen verbrijzeld is, grutten (gort, grut, smoel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 24318 |
graat |
graat:
± WLD
graat (Q108p Wijnandsrade)
|
Hoe noemt u een been of beentje van een vis (graat, vlim, vin) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
| 19331 |
grapjas |
grappenmaker:
grappəmeëkər (Q108p Wijnandsrade),
spavogel (du.):
sjpasvoeëgəl (Q108p Wijnandsrade)
|
iemand die altijd grapjes maakt [schacht, grapjas] [N 85 (1981)] || vol grappen, vermakelijk, gezegd van een persoon [plezierig, plezant, grappig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|