21808 |
overleggen |
overleggen:
uëvərlèggə (Q108p Wijnandsrade)
|
anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
33560 |
overrijp, beurs |
melig:
WLD
meëlig (Q108p Wijnandsrade),
murg:
WLD
mörg (Q108p Wijnandsrade)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
I-7
|
18892 |
overwegen |
zich bedenken:
zich good bedinkə (Q108p Wijnandsrade)
|
goed nadenken, alles goed bekijken voordat men iets doet [nadenken, achterdenken, naprakkezeren, overdenken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24340 |
paaien |
kuitschieten:
± WLD
kuut sjeetə (Q108p Wijnandsrade)
|
Hoe noemt u eieren leggen, kuit schieten, gezegd van vissen (schodderen, rogen, paaien, aangaan) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17874 |
pak slaag |
pak slaag:
ə pak sjleëg (Q108p Wijnandsrade)
|
pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20558 |
pap |
pap:
pap (Q108p Wijnandsrade)
|
brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20560 |
parelen |
krallen:
kralle (Q108p Wijnandsrade)
|
parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18406 |
parfum |
parfum:
parfum (Q108p Wijnandsrade)
|
reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19243 |
pauzeren |
rusten:
röstə (Q108p Wijnandsrade)
|
heel even ophouden met werken [tukken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
kribbebijter:
Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend
kribbəbietər (Q108p Wijnandsrade)
|
een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|