19139 |
pesterij |
temptatie:
temptaasjə (Q108p Wijnandsrade)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24927 |
petroleum |
ptrole (fr.):
pətrol (Q108p Wijnandsrade),
steenolig:
steinoalig (Q108p Wijnandsrade)
|
petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33569 |
peulerwten |
peulen:
WLD
peulə (Q108p Wijnandsrade)
|
De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)]
I-7
|
20572 |
peuzelen |
peuzelen:
puëzelə (Q108p Wijnandsrade)
|
peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18806 |
piekeren |
prakkiseren:
prakkəzeerə (Q108p Wijnandsrade)
|
over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24224 |
piepen |
sjierpen:
sjirpə (Q108p Wijnandsrade),
tjielpen:
tjilpe (Q108p Wijnandsrade)
|
een zacht piepend geluid geven, gezegd van vogels (sjirpen, tjilpen, tjerpen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
17794 |
pijpenkrul |
pijpenkrul:
piepekrol (Q108p Wijnandsrade)
|
spiraalvormige haarkrul [pijpekrul, papillot, paviljot] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
17670 |
pink |
pink:
pink (Q108p Wijnandsrade)
|
Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24364 |
pissebed |
pissebed:
± WLD
pissəbed (Q108p Wijnandsrade)
|
Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
knoop:
WLD
knoep (Q108p Wijnandsrade)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)]
I-7
|