| 19839 |
raspen |
raspen:
raspə (Q108p Wijnandsrade, ...
Q108p Wijnandsrade)
|
raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
| 31426 |
ratelboor, krekelboor |
knar:
knar (Q108p Wijnandsrade),
krekelboor:
krekǝlbǭr (Q108p Wijnandsrade),
ratelboor:
rātǝlbǭr (Q108p Wijnandsrade)
|
Boorapparaat, bestaande uit een rechte spil en een dwars daarop staande hefboom. De spil is voorzien van een soort palrad. Aan de onderzijde ervan bevindt zich een boorhouder waarin een boorijzer kan worden geplaatst. Door de hefboom met de hand heen en weer te bewegen kan het boorijzer in een bepaalde richting worden gedraaid. De meeste ratelboren kunnen zowel links als rechts draaien. Het hele apparaat kan eventueel in een boorstelling worden geplaatst. Zie ook afb. 129. [N 33, 140; N 33, 142-143; N 33, 159; monogr.]
II-11
|
| 20529 |
rauw |
rauw:
rauw (Q108p Wijnandsrade)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 18868 |
razen en tieren |
razen:
roazə (Q108p Wijnandsrade)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
regveërdich (Q108p Wijnandsrade)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 31460 |
rekhamer |
rekhamer:
rękhāmǝr (Q108p Wijnandsrade)
|
Hamer met één of twee afgeronde pennen die dient om bladmetaal op te rekken en in bepaalde vormen te hameren. Zie ook afb. 156 en het lemma "drijven". [N 33, 67; N 64, 40e; N 66, 7e]
II-11
|
| 20559 |
rest in het glas |
klatsje:
kletske (Q108p Wijnandsrade)
|
restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 18085 |
reumatiek |
jicht:
jig (Q108p Wijnandsrade),
vliegende jicht:
vlegəndə jig (Q108p Wijnandsrade)
|
Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 31392 |
rijfelijzer |
vreutelvijl:
vrø̜tǝlvīl (Q108p Wijnandsrade)
|
Licht, omgebogen, stalen vijltje of raspje in diverse groftes voor het bewerken van oneffen uitgediepte voorwerpen. Het rijfelijzer wordt vooral gebruikt door edelsmeden en instrumentmakers voor fijn werk. Zie ook afb. 107. [N 33, 102]
II-11
|
| 17669 |
ringvinger |
ringvinger:
ringvingər (Q108p Wijnandsrade)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)]
III-1-1
|