18100 |
roos (rode uitslag) |
wild vuur:
wild vuur ? (Q108p Wijnandsrade)
|
huiduitslag, Rode ~ met jeuk (roos, bresil, zomerbrand). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20537 |
roosteren |
roosteren:
ruəstərə (Q108p Wijnandsrade)
|
roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20955 |
rot |
vuil:
WLD
voul (Q108p Wijnandsrade)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33534 |
rot, van fruit |
verrumpeld:
WLD
verumpəld (Q108p Wijnandsrade),
vuil:
WLD
voul (Q108p Wijnandsrade)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)] || Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
20896 |
rotten |
verrimpelen:
WLD
verumpəld (Q108p Wijnandsrade),
vuilen:
WLD lange ou
voulə (Q108p Wijnandsrade)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
vuilen:
WLD lange ou
voulə (Q108p Wijnandsrade)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
21330 |
royaal |
gul:
gul (Q108p Wijnandsrade)
|
welgemeend, uit het hart komend [gul, hartelijk, vriendelijk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20846 |
rozijn |
rozijn:
WLD
rəzien (Q108p Wijnandsrade)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.
y, y: (Q108p Wijnandsrade)
|
ruiken
III-1-1
|
24847 |
ruisen van bladeren |
ruisen:
WLD
rousjə (Q108p Wijnandsrade)
|
Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|