24634 |
verdord |
verdroogd:
WLD
verdruügd (Q108p Wijnandsrade)
|
Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
lêêd (Q108p Wijnandsrade)
|
een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17936 |
verdwenen |
foetsie:
foutsie (Q108p Wijnandsrade),
weg:
weg (Q108p Wijnandsrade)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17924 |
verfrommelen |
frommelen:
froemələ (Q108p Wijnandsrade)
|
Frommelen, verfrommelen: kreukels maken in bijv. een zakdoek (frommelen, fommelen, fronselen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21453 |
vergaderen |
vergaderen:
vergadərə (Q108p Wijnandsrade)
|
ter vergadering bijeengekomen zijn, vergaderen [garen, gaderen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19251 |
vergeetachtig |
een kop wie een zeef:
ennə kop wie en zief (Q108p Wijnandsrade),
vergeetachtig:
vergeëtechtig (Q108p Wijnandsrade)
|
een vergeetachtig persoon, iemand die telkens dingen vergeet [vergeetmuts, lapschaai] [N 85 (1981)] || zwak van geheugen, niet goed kunnende onthouden [vergetelijk, vergeetachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18054 |
vergiftigen |
vergiften:
vergieftə (Q108p Wijnandsrade)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21412 |
verhaal |
vertelsel:
vertèlsəl (Q108p Wijnandsrade)
|
een uitvoerig verhaal [teel] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
opwermə (Q108p Wijnandsrade)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vriejə (Q108p Wijnandsrade)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|