e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wijnandsrade

Overzicht

Gevonden: 1089
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vloek vloek: vlook (Wijnandsrade) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] III-3-1
vloeken vloeken: vlookə (Wijnandsrade) godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] III-3-1
vod lommel: loeməl (Wijnandsrade) versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)] III-1-3
voedsel kost: kos (Wijnandsrade), voer: voor (Wijnandsrade) het voedsel waarmee vogels hun jongen voeren (aas) [N 83 (1981)] || voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)] III-2-3, III-4-1
voeren voederen: vorə (Wijnandsrade) de jongen voeden, gezegd van vogels (azen, aanazen, ekeren) [N 83 (1981)] III-4-1
vogelmest guano: guano (Wijnandsrade) vogelmest (douane) [N 83 (1981)] III-4-1
voile voile (fr.): voal (Wijnandsrade) lichte sluier die van een dameshoed afhangt [voile, vool, voel] [N 86 (1981)] III-1-3
volder dobbele zethamer: dǫbǝlǝ zǫthāmǝr (Wijnandsrade), volder: vǫldǝr (Wijnandsrade) Hamer met afgeronde baan die de smid gebruikt bij het rond omsmeden of "rond innemen" van kanten of uitstekende delen van een smeedstuk. Bij smeedwerk met behulp van de volder houdt de smid met zijn rechterhand de steel van dit werktuig vast en met zijn linkerhand de smeedtang met het werkstuk. De smidsknecht slaat vervolgens met de voorhamer op de bovenzijde van de volder. De volder wordt ook vaak gebruikt in combinatie met een ondervolder. De baan van dit werktuig heeft dezelfde vorm als de volder, maar is aan de onderzijde voorzien van een pin die in het aambeeldgat past. Zie ook afb. 38. [N 33, 80; monogr.] II-11
volle maan volle maan: vollə maon (Wijnandsrade) schijngestalte van de maan: volle maan [N 81 (1980)] III-4-4
volwassen, volgroeid volwassen: volwassə (Wijnandsrade) volwassen; volgroeid, de volle wasdom bereikt hebbend [volwassen, volslagen] [N 86 (1981)] III-2-2