21784 |
vloek |
vloek:
vlook (Q108p Wijnandsrade)
|
een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21395 |
vloeken |
vloeken:
vlookə (Q108p Wijnandsrade)
|
godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18217 |
vod |
lommel:
loeməl (Q108p Wijnandsrade)
|
versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20483 |
voedsel |
kost:
kos (Q108p Wijnandsrade),
voer:
voor (Q108p Wijnandsrade)
|
het voedsel waarmee vogels hun jongen voeren (aas) [N 83 (1981)] || voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)]
III-2-3, III-4-1
|
24267 |
voeren |
voederen:
vorə (Q108p Wijnandsrade)
|
de jongen voeden, gezegd van vogels (azen, aanazen, ekeren) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24269 |
vogelmest |
guano:
guano (Q108p Wijnandsrade)
|
vogelmest (douane) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18229 |
voile |
voile (fr.):
voal (Q108p Wijnandsrade)
|
lichte sluier die van een dameshoed afhangt [voile, vool, voel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
31278 |
volder |
dobbele zethamer:
dǫbǝlǝ zǫthāmǝr (Q108p Wijnandsrade),
volder:
vǫldǝr (Q108p Wijnandsrade)
|
Hamer met afgeronde baan die de smid gebruikt bij het rond omsmeden of "rond innemen" van kanten of uitstekende delen van een smeedstuk. Bij smeedwerk met behulp van de volder houdt de smid met zijn rechterhand de steel van dit werktuig vast en met zijn linkerhand de smeedtang met het werkstuk. De smidsknecht slaat vervolgens met de voorhamer op de bovenzijde van de volder. De volder wordt ook vaak gebruikt in combinatie met een ondervolder. De baan van dit werktuig heeft dezelfde vorm als de volder, maar is aan de onderzijde voorzien van een pin die in het aambeeldgat past. Zie ook afb. 38. [N 33, 80; monogr.]
II-11
|
25201 |
volle maan |
volle maan:
vollə maon (Q108p Wijnandsrade)
|
schijngestalte van de maan: volle maan [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20313 |
volwassen, volgroeid |
volwassen:
volwassə (Q108p Wijnandsrade)
|
volwassen; volgroeid, de volle wasdom bereikt hebbend [volwassen, volslagen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|