34522 |
seksen |
seksen:
sɛksǝ (P172p Wilderen)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
selderie:
seͅldəri (P172p Wilderen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
21256 |
servituut |
vaart:
voat (P172p Wilderen)
|
Hoe heet een weg, die vanaf de straat toegang geeft tot een akker, die anders niet zou te bereiken zijn? [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
28694 |
sikkel |
zikkel:
zikǝl (P172p Wilderen)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20791 |
sinaasappel |
appelsien:
appelsien (P172p Wilderen)
|
sinaasappel [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33981 |
singel |
singel:
seŋǝl (P172p Wilderen),
zadelriem:
zǭlrīm (P172p Wilderen)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|
22799 |
sint-maarten |
sinte-maarten:
sinte matte (P172p Wilderen)
|
Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
23286 |
sint-pieter te rome |
sinte-pieter:
sinte pieëter (P172p Wilderen)
|
Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
19420 |
sintel |
sintel:
singels (P172p Wilderen)
|
Hoe heten de aaneengeklonterde stukken as die in de kachel overblijven ? [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|
33587 |
sjalot |
sjarlot:
šarloͅtə (P172p Wilderen)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|