e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wilderen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
veldweg vaart: vǭt (Wilderen) Een niet-verharde, vaak met gras begroeide weg door het veld, waarlangs men vanaf het erf de akkers kan bereiken die niet aan de straat gelegen zijn. [N 5A, 75c; N P, 2; JG, 1a, 2b; L 37, 43; monogr.] I-8
velg velling: (mv)  vɛleŋǝ (Wilderen) De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit √©√©n stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.] I-13
verbergen wegsteken: Verbergen"wordt volgens de informant niet gebruikt.  wegsteken (Wilderen) verbergen [ZND 25 (1937)] III-1-2
verflaag laag verf: lǭx ˲vɛrǝf (Wilderen) Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.] II-9
vergeet-mij-nietje vergeet-me-nietje: vergeit-me-nietjes (Wilderen) vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)] III-4-3
verkleumd bevroren: bevraure (Wilderen), versteven: versteve (Wilderen) hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] III-1-2
versleten versleten: versléte (Wilderen) verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)] III-1-3
vertuieren hertuieren: hɛrtø̜i̯ǝrǝn (Wilderen) Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.] I-11
vespers vespers (<lat.): də vespəs (Wilderen) de vespers [RND] III-3-3
veulen veulen: vø̜i̯lǝ (Wilderen) Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.] I-9