33696 |
veldweg |
vaart:
vǭt (P172p Wilderen)
|
Een niet-verharde, vaak met gras begroeide weg door het veld, waarlangs men vanaf het erf de akkers kan bereiken die niet aan de straat gelegen zijn. [N 5A, 75c; N P, 2; JG, 1a, 2b; L 37, 43; monogr.]
I-8
|
26403 |
velg |
velling:
(mv)
vɛleŋǝ (P172p Wilderen)
|
De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit één stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.]
I-13
|
17914 |
verbergen |
wegsteken:
Verbergen"wordt volgens de informant niet gebruikt.
wegsteken (P172p Wilderen)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
30735 |
verflaag |
laag verf:
lǭx ˲vɛrǝf (P172p Wilderen)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
vergeet-me-nietje:
vergeit-me-nietjes (P172p Wilderen)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
18002 |
verkleumd |
bevroren:
bevraure (P172p Wilderen),
versteven:
versteve (P172p Wilderen)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18226 |
versleten |
versleten:
versléte (P172p Wilderen)
|
verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)]
III-1-3
|
34290 |
vertuieren |
hertuieren:
hɛrtø̜i̯ǝrǝn (P172p Wilderen)
|
Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.]
I-11
|
23312 |
vespers |
vespers (<lat.):
də vespəs (P172p Wilderen)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̜i̯lǝ (P172p Wilderen)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|