e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wilderen

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kuiper kuiper: kuiper (Wilderen), kø̜̄pǝr (Wilderen) Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.] II-12
kunstmest vreemd: vrømp (Wilderen) Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10] I-1
kwaadspreekster kwaaitong: als Fr. jaune  kautaung (Wilderen), langtong: langtong (Wilderen) vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)] III-1-4
kwalijk nemen het kwaad opnemen: ook materiaal znd 29, 19 (au van jaune)  kaut (opgenome) (Wilderen) kwalijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
kwartel kwakkel: kwakkel (Wilderen, ... ) kwartel [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-1
kweek pettemen: pɛtǝmǝ (Wilderen) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] I-5
kweepeer kweekpeer: kweekpeer (Wilderen) [ZND 29 (1938)] I-7
kwezel kwezel: wa en kwezel (Wilderen), waan kwezel (Wilderen) Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)] III-3-3
kwispelstaarten kwispelen: kwispele (Wilderen) kwispelstaarten [ZND 29 (1938)] III-2-1
laag grond laag: laog (Wilderen), loog (Wilderen) laag (znw.) [ZND 29 (1938)] III-4-4