e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wilderen

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mikken mikken: mikken (Wilderen), mikə (Wilderen) lonken (mikken) [RND] || Op iemand mikken (om met een boog of geweer te schieten). [ZND 38 (1942)] III-3-2
misdienaar misdiender: mesdinder (Wilderen) Hoe heet de jongen die de mis dient? [ZND 36 (1941)] III-3-3
mist, nevel (alg.) nevel: ’t hei fel ofe neeveld (Wilderen) mist, nevel [ZND 39 (1942)] III-4-4
modder, slijk moos: maus (Wilderen) modder, slijk [ZND 39 (1942)] III-4-4
moe moe: my:i (Wilderen) moe [RND] III-1-2
moedig (zijn) geen schrik hebben: hei giene schrik (Wilderen) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
moer vooi: vui (Wilderen) voedster, vrouwtjes konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
moestuinx hof: (h)oͅf (Wilderen), of (Wilderen, ... ), legumenhof: ləgømənhoͅf (Wilderen) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 24 (1937)] [ZND 27 (1938)] I-7
mof moffel: moiffel (Wilderen) damesmof (hoe heet een damesmof, namelijk een cylindervormige koker van bontwerk, dienend om de handen warm te houden) [ZND 39 (1942)] III-1-3
mol mol: mǫl (Wilderen) Het in de grond levend, zwart zoogdier iets groter dan een muis dat de molshopen opwerpt; het heeft een spitse snuit en graafklauwen: Talpa europaea. Hoewel niet alle mollesoorten blind zijn, wordt de mol algemeen voor blind gehouden. De boeren beschouwden het als een schadelijk dier op hun cultuurgrond, dat bestreden moest worden; bovendien was het bont van de mol gewild. Zie ook de toelichting bij het lemma ''molshoop''. Om de vergelijking van de lemma''s ''mol'' en ''molshoop'' te vergemakkelijken en daar in enkele streken hetzelfde woord voor mol en molshoop voorkomt, is ook hier het woord in z''n geheel gedocumenteerd en is zoveel mogelijk dezelfde volgorde in de woordtypen en de varianten aangehouden. In kaart 3 is door middel van toegevoegd zwart in een symbool of door een combinatie van symbolen aangegeven waar de woorden voor mol en molshoop identiek zijn. In kaart 4 is aangegeven waar het algemeen Nederlandse type mol het dialektwoord aan het vervangen is. [N 14, 80b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 18, 12; A 7, 6; L 1 a-m; L 1u, 165; L 3, 7; L 14, 10; L 16, 3; L B2, 311; L A1, 228; S 24; R 3, 21; Gwn 6, 9; add. uit RND 48 en 84; monogr.] I-3