24856 |
perzikkruid |
wilde appel:
weldǝn ǭpǝl (P172p Wilderen)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
Zeldzaam.
klak (P172p Wilderen)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
petersel:
pitərsel (P172p Wilderen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19547 |
petroleumlamp |
quinquet:
kinkké (P172p Wilderen, ...
P172p Wilderen)
|
lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
21063 |
peul |
schulp:
schəlp (P172p Wilderen)
|
groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schulp:
sxøͅləp (P172p Wilderen),
sxəlp (P172p Wilderen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
paule (P172p Wilderen),
poͅui̯lə (P172p Wilderen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
schulperwten:
sxøͅləpeͅrtə (P172p Wilderen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
18806 |
piekeren |
prakkiseren:
hee zit doo altijd te prakkezeuren (P172p Wilderen)
|
hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
17991 |
pijn |
pijn:
pɛ.n (P172p Wilderen)
|
pijn [RND]
III-1-2
|