19418 |
poken |
keuteren:
keuteren (P172p Wilderen)
|
in de kachel poken [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
21437 |
politieagent |
bode:
ɛne boy (P172p Wilderen)
|
Hoe heet << een politieagent >> ? [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
pommelee:
pumǝ`lęi̯ (P172p Wilderen)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
19957 |
poort |
poort:
pōt (P172p Wilderen)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
33796 |
poot |
poot:
pūǝt (P172p Wilderen
[(mv pūǝtǝ)]
)
|
Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-9
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
plantpatatten:
plãnt[patatten] (P172p Wilderen)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
22806 |
pop |
pop:
poup (P172p Wilderen)
|
Een pop. [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
22807 |
portret, foto |
portret (<fr.):
portret (P172p Wilderen)
|
Portret. [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
21203 |
postbode |
facteur (fr.):
faktøͅir (P172p Wilderen)
|
postbode [RND]
III-3-1
|
33573 |
postelein |
postelein:
poͅstəlēͅən (P172p Wilderen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|