17884 |
rukken |
roffen:
rouffe (P172p Wilderen)
|
niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
34024 |
rund |
koebeest:
kø̄bīǝst (P172p Wilderen)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24349 |
runderhorzellarve |
madenknoebel:
maiəknubəls (P172p Wilderen)
|
worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
koebeesten:
kē̜biǝstǝ (P172p Wilderen)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
18119 |
ruw |
opengehikkeld:
opgehikkeld (P172p Wilderen)
|
hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
da`s ine ra dūvel (P172p Wilderen)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
ruzing maken:
ruzing moaken (P172p Wilderen)
|
Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
23288 |
sacramentsprocessie |
sacramentprocessie (<lat.):
[sic]
sacramentprocesse (P172p Wilderen)
|
Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
21332 |
samenspannen |
beteenspannen:
dai: fransche semaine
dai twie spanne bediən (P172p Wilderen)
|
Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
21028 |
saus |
saus:
sààəs (P172p Wilderen)
|
saus [RND]
III-2-3
|