e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wilderen

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rukken roffen: rouffe (Wilderen) niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)] III-1-2
rund koebeest: kø̄bīǝst (Wilderen) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzellarve madenknoebel: maiəknubəls (Wilderen) worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
rundvee koebeesten: kē̜biǝstǝ (Wilderen) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
ruw opengehikkeld: opgehikkeld (Wilderen) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
ruw, hard ruw: da`s ine ra dūvel (Wilderen) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] III-3-1
ruzie maken ruzing maken: ruzing moaken (Wilderen) Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)] III-3-1
sacramentsprocessie sacramentprocessie (<lat.): [sic]  sacramentprocesse (Wilderen) Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)] III-3-3
samenspannen beteenspannen: dai: fransche semaine  dai twie spanne bediən (Wilderen) Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)] III-3-1
saus saus: sààəs (Wilderen) saus [RND] III-2-3