18194 |
paraplu |
paraplu:
paraplu (Q073p Wimmertingen)
|
paraplu [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
21950 |
paren van de duiven |
paren:
pōͅrə (Q073p Wimmertingen)
|
Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
23283 |
parochie |
parochie:
`kerkelijke gemeente met een pastoor`
z. toel. (Q073p Wimmertingen)
|
Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
34046 |
pasgeboren kalf |
kwak kalf:
kwak [kalf] (Q073p Wimmertingen)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
23284 |
patroonheilige, kerkpatroon |
patroon (<fr.):
baas
patron (Q073p Wimmertingen),
heilige (m)
patroun (Q073p Wimmertingen)
|
Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
23285 |
paus |
paus:
de paus (Q073p Wimmertingen)
|
De paus. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
30887 |
pek |
pek:
pɛk (Q073p Wimmertingen)
|
De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38]
II-10
|
30885 |
pekdraad |
pekdraad:
pɛkdrǭt (Q073p Wimmertingen)
|
De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39]
II-10
|
34116 |
penis van de stier |
schacht:
sxā.x (Q073p Wimmertingen)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|
21415 |
pennenhouder |
pennensteel:
pennesteil (Q073p Wimmertingen)
|
pennenhouder [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|