e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wimmertingen

Overzicht

Gevonden: 779
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spade, spitschop schup: sxø̜p (Wimmertingen) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
speen van de koe deem: døm (Wimmertingen) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Wimmertingen, ... ) spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
spekpannenkoek spekkoek: spekkoek (Wimmertingen) pannenkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
spenen speunen: spyǝnǝ (Wimmertingen) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
spie spie/spij: spęi̯ (Wimmertingen) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spinnen ronken: ro̝.ŋkə (Wimmertingen) spinnen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
sporten leersproten: lērspruǝ.tǝ (Wimmertingen) De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13
springstier springduur: sprɛ.ŋdyi̯ǝr (Wimmertingen) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
staart staart: stat (Wimmertingen, ... ) Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-12, I-9