33750 |
ruin |
ruin:
rø̜̄i̯n (Q079a Wintershoven)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
koeken:
koeke (Q079a Wintershoven)
|
Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
17884 |
rukken |
roffen:
roefen (Q079a Wintershoven)
|
niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
34024 |
rund |
rindsbeest:
rɛnsbēs (Q079a Wintershoven)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24349 |
runderhorzellarve |
madenknoop:
moͅi̯knøəp (Q079a Wintershoven)
|
worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
koebeesten:
kuu̯besǝ (Q079a Wintershoven)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24371 |
rups |
rups:
rups (Q079a Wintershoven, ...
Q079a Wintershoven)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)]
III-4-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
da is ne rouwe (Q079a Wintershoven)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
23288 |
sacramentsprocessie |
sacramentsprocessie (<lat.):
sacremensprocesse (Q079a Wintershoven)
|
Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
18294 |
sandaal |
sandaal:
sa:ndələ (Q079a Wintershoven)
|
sandaal [N 24 (1964)]
III-1-3
|