e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wintershoven

Overzicht

Gevonden: 1446
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schilmesje, aardappelmesje aardappelmesje: jadtapəlmēͅi̯skə (Wintershoven) mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)] III-2-1
schip schip: twie sjepen een sjeep (Wintershoven) een schip, twee schepen [ZND 42 (1943)] III-3-1
schoeisel t leer]: sŋn (Wintershoven) schoeisel, het geheel van schoenen, laarzen e.d. [voetgetöch [N 24 (1964)] III-1-3
schoen kleine tremel: klęnǝn trēmǝl (Wintershoven) Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19] II-3
schoen: algemeen schoen: sŋn (Wintershoven) schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)] III-1-3
schoenlepel aantrekker: ŋjntrɛkən (Wintershoven) schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)] III-1-3
schoenveter staartel: statəl (Wintershoven) schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)] III-1-3
schoepen van het onderslagrad alpen: alǝpǝ (Wintershoven) Uit hout of ijzer vervaardigde schepborden die op de velg van het rad van onderslagmolens zijn bevestigd. Zie ook afb. 10 en 70. [Vds 22; Jan 69; Coe 63; Grof 87; A 43, 5] II-3
schoffel schoffel: šū.fǝl (Wintershoven  [(ouder dan de hak)]  ) Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7] I-5
schoffelen, wieden met de schoffel schoffelen: šū.fǝlǝ (Wintershoven) Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a] I-5