26550 |
steenschroef |
schroef:
šruf (Q079a Wintershoven)
|
Verticale draadspindel die in een gat in de kraanarm zit en van boven aangedraaid kan worden met een moer. Aan de onderzijde van de schroef hangen twee gebogen ijzers of beugels die aan het uiteinde een ringvormig oog hebben. Zie ook afb. 86. [Vds 202; Jan 180; Coe 163; Grof 196; N O, 20h]
II-3
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
kroeg:
voor boter
krux ˃van drēͅj rōͅu̯zə (Q079a Wintershoven),
pot:
mv. voor inleggen van kaas
pøt (Q079a Wintershoven)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32971 |
stengel, steel |
staart:
stat (Q079a Wintershoven)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
21513 |
sterke / ruwe kerel |
ruwe, een ~:
da is ne rouwe (Q079a Wintershoven)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
34622 |
steunpaal voor opgeslagen hoogkar |
vork:
vørǝk (Q079a Wintershoven)
|
Lange steunpaal welke men plaatst onder de berries van een opgeslagen hoogkar. [N 17, 82]
I-13
|
34050 |
stier |
duur:
dȳr (Q079a Wintershoven)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
33979 |
stijgbeugels |
stijgbeugels:
stibø̄.gǝls (Q079a Wintershoven)
|
Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b]
I-10
|
34018 |
stilstaan |
hou:
hōu̯ (Q079a Wintershoven),
ju(j):
jȳ (Q079a Wintershoven)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
18357 |
stoffen pantoffel |
slof:
slu:fə (Q079a Wintershoven)
|
sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18683 |
stola |
stola (lat.):
stōla (Q079a Wintershoven)
|
stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|