20646 |
varkensvet |
veervet:
viɛrveͅt (Q079a Wintershoven),
wit vet:
witfeͅt (Q079a Wintershoven)
|
gesmolten vet [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
18427 |
vaste boord |
bandje:
bēͅntšə (Q079a Wintershoven)
|
kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutelen:
kø̄.tǝlǝ (Q079a Wintershoven),
stront:
stro.nt (Q079a Wintershoven)
|
Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11
|
26650 |
vat |
half vat:
ha.lǝf ˲vǭǝt (Q079a Wintershoven
[(10 kg)]
),
heel vat:
hęjl vǭǝt (Q079a Wintershoven
[(20 kg)]
)
|
Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.]
II-3
|
34466 |
vechthaan |
soorthaan:
sorthǭǝnǝ (Q079a Wintershoven)
|
Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34270 |
veearts |
artist:
ártis (Q079a Wintershoven)
|
[JG 1a, 1b; Vld.; monogr.]
I-11
|
18373 |
veel te grote schoen |
bootje:
bo:tjəs (Q079a Wintershoven),
plakspaan:
[sic]
plakspoͅənə (Q079a Wintershoven),
Te grote. [sic]
plakspoͅənə (Q079a Wintershoven)
|
schoen, veel te grote ~ [affeseersjoon] [N 24 (1964)] || schoen: spotbenamingen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18547 |
veel te wijde broek |
polderbroek:
pōͅldərbrūk (Q079a Wintershoven)
|
broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
26765 |
veenachtig, moerassig, laaggelegen land |
beemd:
bɛm (Q079a Wintershoven)
|
Naast de enquêtevragen I, 4 ("Hoe noemt men een moerassige wildernis met struikgewas en bomen?") en II, 9 ("Hoe noemt men veenachtig, moerassig land?") zijn in dit lemma ook verwerkt de opgaven van N 27, 20 (Hoe noemt men een moeras, de natte, weke grond zonder behoorlijke afwatering?") en monografische gegevens. Uit dergelijk moerasachtig, laaggelegen land wordt de tussenturf gewonnen. De opgaven suggereren wellicht dat in al de genoemde plaatsen tussenturf werd gestoken. Dat is zeker niet het geval geweest. De mogelijkheid tot het steken van deze turf was daar wel aanwezig. Vergelijk dit lemma met het lemma ''veen, moergrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond''. De bronnenopgave is daar echter anders. [I, 4; II, 9; N 27, 20; monogr.]
II-4
|
26703 |
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond |
wildernis:
wildǝrnis (Q079a Wintershoven)
|
Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39]
II-4
|