e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wintershoven

Overzicht

Gevonden: 1446
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderen donderen: dondər (Wintershoven) donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: dən dondər (Wintershoven) donder [N 22 (1963)] III-4-4
doodskleed doodshemd: dodshɛmd (Wintershoven) bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-2-2
dooien t slaakt]: ⁄t wēər geͅt oͅuf (Wintershoven) dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier doren: dō.rǝ (Wintershoven) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doopdekentje slat: slat (Wintershoven) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopjurkje doopmantel: do:pma:ntəl (Wintershoven) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] III-2-2
doopmutsje doopmutsje: do:pmətskə (Wintershoven) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doordeweekse (werk)schort werkvoordoek: wɛ:rk vərək (Wintershoven) schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren `s werkdaagse kleren: swɛrdəsə klēr (Wintershoven) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3