e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wintershoven

Overzicht

Gevonden: 1446
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drachtige merrie vol: vǭ.l (Wintershoven) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten ringen/randen: reͅŋ (Wintershoven) [Goossens 1b (1960)] I-7
draven draven: drǭvǝ (Wintershoven) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
drinkbeker stenen bierpot: stēͅi̯nə bīrpoͅt (Wintershoven) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
drinken bij de zeug zuiken: zǭu̯kǝ (Wintershoven) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkglas drinkglas: de \\ is niet duidelijk aangegeven onz.  dreŋk˃gloəs (Wintershoven) drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] III-2-1
drinkglas met voet kapper: m.  kapər (Wintershoven) drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] III-2-1
droogstaan droogstaan: (de koe) stø drøu̯x (Wintershoven) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
duif (alg.) duif: Pl. [deu.uve]  d"uf (Wintershoven) Duif. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
duimeling duimeling: døyməliŋ (Wintershoven) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3