18704 |
jasje van het mantelpak |
manteltje:
mɛintəlkə (Q079a Wintershoven)
|
jasje van het mantelpak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18326 |
jasschort |
mantelvoordoek:
ma:ntəlvərək (Q079a Wintershoven)
|
schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18086 |
jicht |
jicht:
jijg (Q079a Wintershoven)
|
reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
pieper:
peìipər (Q079a Wintershoven),
vlug:
vløch (Q079a Wintershoven)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
dy.vəlshoeͅr (Q079a Wintershoven)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
21913 |
jong dat pluimen begint te krijgen (zn.) |
stoppeljong:
stòpəljo.ŋk (Q079a Wintershoven)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
34314 |
jong varken |
bag:
bax (Q079a Wintershoven),
báx (Q079a Wintershoven),
baggelen (mv.):
bɛgǝlǝ (Q079a Wintershoven)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
geitje:
gētjǝ (Q079a Wintershoven)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (Q079a Wintershoven)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
18702 |
jongensblouse |
windbloes:
wɛindblauws (Q079a Wintershoven)
|
jongensblouse, ruime bovenkledingstuk met band of elastiek in de taille [N 23 (1964)]
III-1-3
|