e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wintershoven

Overzicht

Gevonden: 1446
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koe koe: kuu̯ (Wintershoven) Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s] I-11
koeherder koeherd: kuwjǭ.t (Wintershoven), vatsji: vatšɛi̯ (Wintershoven) Zie ook het lemma ''koewachter, veeknecht'' (1.3.14) in wld I.6, blz. 23-25. [N 3A, 12b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
koekenbreker koekbreker: kukbrēǝkǝr (Wintershoven) Werktuig waarmee men lijnkoeken en dergelijke tot brokjes maalt. [N 18, 135; N J, 7] I-11
koekenpan koekenpan: kukəpan (Wintershoven), spekpan: speͅkpan (Wintershoven) pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
koffiepot cafè-pot: kāfepoͅt (Wintershoven) pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
kolenschop schoep: šup (Wintershoven) kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)] III-2-1
kolk kolk: kǫlǝk (Wintershoven) De holte in de bedding van de beek of de rivier achter het molenrad van onderslagmolens, veroorzaakt door de scheut van het water. Volgens Janssen (pag. 46) werd de kolk vroeger uitgegraven om de kracht van het water te breken en te beletten dat de sluiswerken ondermijnd werden. Zie afb. 71. [Vds 60; Jan 65; Coe 57; Grof 81] II-3
konijn konijn: knein (Wintershoven), kənēͅ.n (Wintershoven), pl.  kənēͅ.n (Wintershoven) konijn [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1
koning en vrouw van een kleur in een hand koning en dame: ich heb den keuning en de dam van de hattens beteen (Wintershoven) Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)] III-3-2
koning in het kaartspel koning: keuning (Wintershoven) Koning: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)] III-3-2