e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wintershoven

Overzicht

Gevonden: 1446
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
motregenen, licht regenen niffelen: nūfələ (Wintershoven), ⁄t bəjent tə nūfələ (Wintershoven) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] III-4-4
mouwschort voordoek: vərək (Wintershoven) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3
muil muil: m˙.au̯l (Wintershoven) Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b] I-9
muilband snuitband: snǭǝ.t˱bānt (Wintershoven) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11
muilband, bovenste band van de schoof muilband: mǭǝl[band] (Wintershoven) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muiltje muiltje: møylkəs (Wintershoven), steker: ste:jkərs (Wintershoven) muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] III-1-3
mulle grond molle grond: mǫlǝ grōnt (Wintershoven) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muntgeld kleingeld: ps. omgespeld volgens Frings.  klēͅi̯n geͅlt (Wintershoven) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] III-3-1
muts: algemeen muts: mu:ts (Wintershoven) muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] III-1-3
mutsaard, houtmijt mijt: mɛit (Wintershoven) houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)] I-7