e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wintershoven

Overzicht

Gevonden: 1446
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pannenkoek smoutkoek: smātkoek (Wintershoven) pannenkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
pannenlap pannenlap: panəleͅp (Wintershoven) lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)] III-2-1
pantoffel slof: ’n sloef (Wintershoven) pantoffel [ZND 40 (1942)] III-1-3
paraplu paraplu: pÚɛ̄rəpløə (Wintershoven), ’n paraplu (Wintershoven) paraplu [N 23 (1964)], [ZND 40 (1942)] III-1-3
paren van de duiven paren: pōͅərə (Wintershoven) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
parochie parochie: `kerkel. gemeente`  `n parochie (Wintershoven) Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)] III-3-3
paus paus: de paus (Wintershoven) De paus. [ZND 40 (1942)] III-3-3
peilmerk pegel: pęgǝl (Wintershoven) Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70] II-3
pek pek: pi-jǝk (Wintershoven) De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38] II-10
penis van de stier durenpink: dȳrǝpe.ŋk (Wintershoven) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11