33726 |
hek aan de ingang van een wei |
barrier:
barēr (Q204p Wittem)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
30886 |
hennepgaren |
kempgaren:
kęmpgārǝ (Q204p Wittem)
|
Het grove hennepgaren waar men pekdraad van draait. [N 60, 196a; N 60, 238b; N 36, 44]
II-10
|
25612 |
het bakproces ten einde brengen |
afbakken:
āfbakǝ (Q204p Wittem)
|
De baktijd, de tijd die nodig is om een goed gebakken brood te verkrijgen, is verschillend en afhankelijk van de oventemperatuur, van de grootte van het te bakken brood, van de bij de deegbereiding gebruikte grondstoffen (Schoep blz. 107). [N 29, 49]
II-1
|
25557 |
het voorrijzen in de trog |
aankomen:
ākōǝmǝ (Q204p Wittem)
|
Volgens de informant van P 56 worden de grondstoffen in de trog of de machine gebracht. Eerst de bloem (± 50 kg). De gist (± 1 kg) wordt opgelost in water. Dit mengsel wordt op de bloem gegoten, waarin eerst een soort trechter is gemaakt. Dit alles laat de bakker ongeveer 15 minuten staan. Dit is dan wel het voorrijzen in de trog. [N 29, 24b; N 29, 24a]
II-1
|
25356 |
houten schede |
messenbus:
mɛtsǝrbø̜s (Q204p Wittem)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''leren schede''. Een eventuele toevoeging ''houten'' wordt niet fonetisch gedocumenteerd. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.]
II-1
|
19629 |
houtskool |
ameren:
ǭmǝrǝ (Q204p Wittem)
|
De verbrande houtresten. Deze worden bewaard ofwel onder de oven of buiten onder de oven of in een hoek van het bakhuis (Weyns 41). De as dient wel als weidebemesting of wordt rond salade, kolen en bonen gestrooid om de slakken ervan af te houden (Weyns 41). [N 29, 11a; OB 2, 2b; OB 2, add.; OB 2, 2f; monogr.]
II-1
|
25518 |
houtskool verwijderen |
vegen:
vej.gǝ (Q204p Wittem)
|
Het eventueel bij het werkwoord opgegeven zelfstandig naamwoord "houtskool" of heteroniemen hiervoor worden niet gedocumenteerd. Zie voor de fonetische documentatie van deze woorden het lemma ''houtskool''. [N 29, 11b; OB 2, 2b; monogr.]
II-1
|
31803 |
houtsplinter |
splinter:
šplentǝr (Q204p Wittem)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
25433 |
ingewanden van geslacht vee |
afval:
āfval (Q204p Wittem)
|
Ingewanden van geslacht vee. Ook de algemene benamingen voor "ingewanden van vee" zijn hier opgenomen. [N 28, 58; N 28, 88; L 1a-m; L 1u, 106; Veldeke 26, 23; monogr.]
II-1
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
enšētǝ (Q204p Wittem)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|