e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ysselsteyn

Overzicht

Gevonden: 300
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moerkooitje moerbusje: mūrbøskǝ (Ysselsteyn) Het huisje waarin de imker jonge, onbevruchte koninginnen in voorraad heeft. Het model varieert. De informant van L 246 zegt dat het vroeger van vlierenhout werd gemaakt. [N 63, 100a; Ge 37, 164; monogr.] II-6
moerloos moerloos: moerloos (Ysselsteyn) Staat van een bijenvolk waarbij er geen koningin is. De imker zal er alles aan doen om deze moerloosheid zo spoedig mogelijk op te heffen. [N 63, 60a; Ge 37, 46] II-6
moestuinx hof: hoͅf (Ysselsteyn) [N 05A (1964)] I-7
mouwen ter bescherming mouwtjes: mǫwkǝs (Ysselsteyn) Soort mouwtjes al of niet met handschoen, die sommige imkers als extra bescherming dragen. [N 63, 75b] II-6
mutsaard, houtmijt schansenhoop: schansenhoop (Ysselsteyn) houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] I-7
najaarshoning heihoning: hęjhoneŋ (Ysselsteyn) Soort honing die uit de nectar van najaarsbloesem, vooral heidebloesem, is bereid. [N 63, 112a; monogr.] II-6
neet, luizenei neet: neet (Ysselsteyn) neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
omjagen omzetten: ømzɛtǝ (Ysselsteyn) Het omkloppen van twee ongelijke volken. Beide volken worden uit hun woning gejaagd, geklopt, elk in een lege korf of jaagkorf. Daarna wordt het zwakke volk in de woning van het sterke gedaan en vice versa, waarop de korven weer op hun plaats in de stal worden gezet. Het resultaat is dat de bijen van het sterke volk naar de korf van het zwakke vliegen (Gelens 1963, pag. 23). [N 63, 93b; N 63, 93c; monogr.] II-6
ongedierte, algemeen ongedierte: ongedierte (Ysselsteyn) gedierte, klein ~ (verzamelnaam voor insecten, wormen, spinnen enz.) [gediert, ongediert, gewörmt, ongesiefer] [N 26 (1964)] III-4-2
ongezuiverde was rauwe was: rauwe was (Ysselsteyn) De van honing ontdane maar nog niet gewassen raten. [N 63, 121b; Ge 37, 146; monogr.] II-6