34642 |
latwerk |
hooileertje:
hūi̯līrkǝ (K258p Zandhoven)
|
Latwerk dat op de berries van de kruiwagen gelegd werd, ten einde het laadvlak te vergroten. [N 18, 101; JG 1d]
I-13
|
33711 |
ontginnen |
bewerken:
bǝwęrǝkǝ (K258p Zandhoven)
|
Het in cultuur brengen van woeste grond. [N 27, 5; N 11a, 112; monogr.]
I-8
|
33717 |
penwortel van een den |
pinwortel:
penwortǝl (K258p Zandhoven)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
34607 |
rosbak |
mand:
man (K258p Zandhoven)
|
Onder de kar opgehangen bak of mand voor proviand. [N 17, 85]
I-13
|
34577 |
stootring |
houten as:
hōtǝn as (K258p Zandhoven)
|
Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.]
I-13
|
26006 |
zijwanden |
kruiwagelschotten:
krø̜̄wāgǝlsxǫtǝn (K258p Zandhoven)
|
Zijkanten van de platte kruiwagen. De meer algemene benamingen zijn terug te vinden onder het lemma zijwand. Het woordtype ruls staat voor een bijzondere soort zijkant, die niet uit planken bestaat, maar uit latjes en die voornamelijk dient voor het vervoer van takken, bladeren en dergelijke. Zie ook het lemma rulskar. [N 18, 98a + add; N G, 53c; JG 2b; monogr.]
I-13
|