e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zelem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lage, natte zandgrond beemd: bamt (Zelem) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lakschoen laqun (<fr.) schoen: lakejə sxuwnə (Zelem) lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)] III-1-3
lam lam: lam (Zelem, ... ), lammetje: lɛmǝkǝ (Zelem) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || lam (kreupel) [ZND m] I-12, III-1-2
lammeren lammeren: lamǝrǝ (Zelem), lámǝrǝ (Zelem) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lampenpit wiek: v.  wik (Zelem) lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] III-2-1
landrol wel: wɛl (Zelem) De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2
lang ruw haar rond buik en uier duivelshaar: duivelshaar (Zelem) Eerste haar dat een veulen verliest. [N 8, 23] I-9
lang schortlint snoer: snuwərə (Zelem) linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)] III-1-3
lange broek lange broek: laŋə bruk (Zelem) pantalon, lange broek [N 23 (1964)] III-1-3
lange grijze kous slachterskous: slaxtərskāsə (Zelem) kousen, lange grijze ~ die door slagers (beenhouwers) over de broekspijpen worden gedragen [beenhouwerskousen] [N 24 (1964)] III-1-3