e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zelem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lemmer lemmer: leͅmər (Zelem) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lendenen en kuil miltkuil(en): melkø̜̄l (Zelem) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9
lenig zwak: zwak (Zelem) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
lepel lepel: m.  lēpəl (Zelem), leper: lēpər (Zelem) lepel [ZND m] || lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
leren beenkap beenkap: bijənkapə (Zelem) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren muts die onder de kin wordt gesloten leren pots: lejərə poͅts (Zelem) muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)] III-1-3
leurder leurder: ps. omgespeld volgens Frings.  l"rdər (Zelem) koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] III-3-1
leuren de boer opgaan: ps. omgespeld volgens Frings.  də būr up goͅn (Zelem) Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)] III-3-1
lever lever: leəvər (Zelem) lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] III-1-1
leverpastei leverpat: lēəvərpətē (Zelem) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3