e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zelem

Overzicht

Gevonden: 2292
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biljet van honderd frank honderd frank: ps. omgespeld volgens Frings.  hondərtfraŋ (Zelem) 100 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van twintig frank twintig frank: ps. omgespeld volgens Frings.  twentəxfraŋ (Zelem) 20 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van vijfhonderd frank vijfhonderd frank: ps. omgespeld volgens Frings.  vēͅfhondərtfraŋ (Zelem) 500 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van vijftig frank vijftig frank: ps. omgespeld volgens Frings.  feͅftəxfraŋ (Zelem) 50 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
billen kont: kǫnt (Zelem) Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112] I-11
binder binder: benǝr (Zelem) Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.] I-4
binnenbeer binnenbeer: benǝbiǝr (Zelem), benǝbīǝr (Zelem), binǝbiǝr (Zelem) Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.] I-12
binnendeur tussen stal en schuur binnenschuurdeur: binǝsxyi̯ǝrdø̄r (Zelem) De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c] I-6
binnendeur tussen woonhuis en stal binnendeur: bø̜nǝdø̄r (Zelem), middelstaldeur: mi ̞dǝlstaldø̄r (Zelem) De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b] I-6
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen peetjespotsje: pekəspoͅtskə (Zelem) mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)] III-1-3