e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zelem

Overzicht

Gevonden: 2292
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bliksemen grillig weerlichten: t wērlext xreͅləx (Zelem) bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] III-4-4
blinde vink blinde vink: Syst. Frings  blenə veŋk (Zelem) Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)] III-2-3
bloed bloed: blut (Zelem), blūt (Zelem) bloed [N 10 (1961)], [ZND m] III-1-1
bloeden bloeden: bluiə (Zelem) bloeden [ZND m] III-1-2
bloedluis bloedzuiger: blūtzøͅi̯əgər (Zelem) bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)] III-4-2
bloedworst bloedpens: blo̝utpɛns (Zelem), pens: pɛns (Zelem), Syst. Frings  pɛns (Zelem) bloedworst [Goossens 1b (1960)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)] III-2-3
bloedzuiger bloedzuiger: blutzøͅi̯əgər (Zelem) bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)] III-4-2
bloeien bloeien: blui̯ǝ (Zelem), blø̜̄n (Zelem) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] I-4
bloem bloem: blum (Zelem  [(van tarwe)]  ), Syst. Frings  blum (Zelem), gezift meel: gǝzeft mēǝl (Zelem) Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)] II-3, III-2-3
bloemperk bedje: beͅdəkə (Zelem) [Goossens 1b (1960)] I-7