33481 |
zwarte bes |
hinnenberen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
hīnəbeͅərə (P044p Zelem),
zwarte beren:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
zwarte beͅərə (P044p Zelem)
|
zwarte aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
24345 |
zwarte bladluis |
bladluis:
blatløi̯əs (P044p Zelem)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18365 |
zwarte gebreide dameskous |
zwarte vrouwluikous:
zweͅtə vrøləkāsə (P044p Zelem)
|
dameskousen, zwarte gebreide ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34039 |
zwarte koe |
zwarte:
zwętǝ (P044p Zelem)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 129]
I-11
|
34040 |
zwarte koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (P044p Zelem)
|
[N 3A, 130a]
I-11
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
krāi (P044p Zelem)
|
kraai [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
18643 |
zwarte meisjesmuts met ingewerkte bloemen |
zwarte kornet (<fr.):
zweͅtə kərnet (P044p Zelem)
|
meisjesmuts, zwarte ~ met ingewerkte bloemen aan de voorkant en linten op de rug [kornetmuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18621 |
zwarte muts? |
met:
meͅt (P044p Zelem)
|
muts, zwarte ~ {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24865 |
zwarte nachtschade |
nachtschaal:
naxsxǭǝl (P044p Zelem)
|
Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.]
I-5
|
28598 |
zwavelkaart |
solferkaart:
solǝfǝrkǭǝrt (P044p Zelem)
|
Een brandende zwavellap of kaart gesopt in zwavel die in een kuil onder de korf wordt geplaatst. Door de opstijgende zwaveldampen wordt het bijenvolk gedood. [N 63, 78b; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|