e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zelem

Overzicht

Gevonden: 2292
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ham, hesp hesp: heͅsp (Zelem) ham [Goossens 1b (1960)] III-2-3
hand hand: hant (Zelem) hand [ZND m] III-1-1
handcultivator rus: røs (Zelem) Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.] I-5
handen (kindernamen) polletjes: poͅləkə (Zelem) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1
handgeld handgeld: ps. omgespeld volgens Frings.  hantxeͅlt (Zelem) eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
handkar stootkar: stuǝtkɛ̄r (Zelem) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handpalm palm: paləm (Zelem) palm van de hand [N 10 (1961)] III-1-1
handschoen handschoen: hantsxūn (Zelem), vingerhaas: viŋərha.sə (Zelem) handschoen - handschoenen [ZND m] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)] III-1-3
handschoen zonder vingers halfvingerhaas: haləfviŋərha.sə (Zelem) wanten of handschoenen die de vingers onbedekt laten [meténtjes] [N 23 (1964)] III-1-3
handvat handhaaf: hanthāf (Zelem) Achterste deel van elke der twee kruiwagenberries, waar uitsparingen in het hout een betere greep op de berries mogelijk maken. [JG 1a; JG 1b; monogr.] I-13