34367 |
houten stamper |
stomper:
stumpǝr (P044p Zelem)
|
Houten stamper om aardappelen voor de varkens mee tot puree te stampen. [N 18, 133; N 18, 134; S 20, add.; monogr.]
I-12
|
34595 |
houtrong |
romblok:
rumblǫk (P044p Zelem)
|
Werd vooraan op de hoogkar geplaatst wanneer men hout wilde vervoeren. De houtrong bestaat uit een rongblok, twee rongstokken en een raam. De twee rongstokken bevinden zich aan weerszijden van het rongblok; het rechthoekig of trapeziumvormig raam staat in het midden op het rongblok. Dit raam beschermt het paard tegen de druk van de lading, terwijl de rongen de lading op haar plaats houden. Hoewel bij heel wat opgaven een betekenisaanduiding gegeven wordt, is het vaak onduidelijk of twijfelachtig wat er precies bedoeld wordt, omdat sommige woordtypen zowel als benaming voor "houtrong in zijn geheel" als voor "rongblok" en "raam" voorkomen. Toch is hier gekozen voor een vierdeling van het lemma: de opgaven waarbij geen betekenisindicatie gegeven werd, zijn vooraan geplaatst; de opgaven waarbij die indicatie er wel was, zijn naargelang de betekenis ondergebracht onder A. de houtrong in zijn geheel, B. het rongblok of C. het raam. [N 17, 7a-b + 40 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c]
I-13
|
31803 |
houtsplinter |
splinster:
splinstǝr (P044p Zelem)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
24329 |
houtworm |
houtmade:
hoͅətmoͅə (P044p Zelem)
|
wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
29627 |
houweel |
bik:
bek (P044p Zelem)
|
Houweel of hak die vroeger gebruikt werd om de wielen van de kar of wagen vrij te maken als die vastgelopen was op slechte wegen. Deze hak werd ook gebruikt als steun voor de kar of wagen tot de wegen beter werden en de hak als steun vervangen werd door de zware karsteun. [N 17, 83; JG 1d; monogr.]
I-13
|
17565 |
huid |
vel:
t feͅl (P044p Zelem)
|
huid, vel [N 10b (1961)]
III-1-1
|
18049 |
huidschilfers |
schurft:
sxørəft (P044p Zelem)
|
schilfers op de huid [blusters] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34618 |
huif van de huifkar |
kap:
kap (P044p Zelem)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hoͅəs (P044p Zelem),
hø͂ͅs (P044p Zelem)
|
huis [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
33642 |
huisakker |
blok:
blok (P044p Zelem),
huisveld:
høu̯svɛlt (P044p Zelem),
hø̜̄svɛlt (P044p Zelem)
|
Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.]
I-8
|