e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zelem

Overzicht

Gevonden: 2292
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kiel kiel: kejl (Zelem), kīl (Zelem) kiel [ZND m] || kiel, blauwlinnen of katoenen jasje van werklieden en boeren [keel, toekiel, kletsjet, plankerten] [N 23 (1964)] III-1-3
kiem scheut: sxø͂ͅt (Zelem) scheut [ZND m] III-4-3
kiemen schieten: sxīi̯tə (Zelem) kiemen [Goossens 1b (1960)] III-4-3
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen schieten: sxii̯.tǝ (Zelem) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kikker kwakvors: kwakvøs (Zelem), vors: vøs (Zelem), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  vø͂ͅs (Zelem) kikvors [ZND 01 (1922)] || kikvors, puit [RND] III-4-2
kikkerdril paddengedrek: padəgədrɛk (Zelem) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)drek, gedrek: padəgədrɛk (Zelem) kikkerrit [RND] III-4-2
kin kin: ken (Zelem) kin [N 10b (1961)] III-1-1
kind (algemene benaming) kind: kint (Zelem) kind; mijn lief kind, blijf hier beneden staan, de kwade ganzen bijten u dood [ZND 04 (1924)] III-2-2
kinderkleren kinderkleren: kendərkli.jərə (Zelem) kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] III-1-3