24342 |
libel en waterjuffer |
kledermaker:
kleiermaoker (P177p Zepperen)
|
waterjuffer, libel [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
21506 |
liberaal |
liberaal:
’t is ne libəraal (P177p Zepperen)
|
Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
17540 |
lichaam |
lichaam:
licham (P177p Zepperen),
lichaom (P177p Zepperen),
lijf:
laiəf (P177p Zepperen)
|
het lichaam [ZND 30 (1939)] || het lijf [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
18076 |
licht verkouden |
een beetje verkoud:
ich ben e bietje verkaat (P177p Zepperen)
|
Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid? [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
33677 |
lichte klei |
pijpgrond:
pęi̯ǝpgrǫnt (P177p Zepperen)
|
Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41]
I-8
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
gauw kwaad:
ook materiaal znd 28, 49
gau koaut (P177p Zepperen),
krikkelachtig:
ook materiaal znd 28, 49
krikəlàtəx (P177p Zepperen)
|
kregel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21473 |
lid van een vereniging |
lid:
lit van de vereeneging (P177p Zepperen)
|
Lid van een vereniging. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
22750 |
lied, liedje |
lied:
liət (P177p Zepperen),
liedje:
li.tsjə (P177p Zepperen),
lietje (P177p Zepperen),
liətjə (P177p Zepperen)
|
Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || liedje [RND]
III-3-2
|
19085 |
liegen |
liegen:
liegə (P177p Zepperen)
|
liegen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
17647 |
lies |
lies:
liès (P177p Zepperen),
lē̜ǝ.s (P177p Zepperen),
līs (P177p Zepperen),
moes:
muš (P177p Zepperen)
|
de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c]
I-12, I-9, III-1-1
|