18946 |
slecht mens, slechte kerel |
vagebond:
e vaagebond / vaogebond (P177p Zepperen),
vaurien (fr.):
ne vareng (P177p Zepperen),
voyou (fr.):
ne voyoe / vajoe (P177p Zepperen)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
28500 |
slechte koningin |
slechte moeder:
slɛxtǝ mujǝr (P177p Zepperen)
|
Een onvolmaakte, onbevruchte en onregelmatig eierleggende koningin. Zij is darrenbroedig. [N 63, 63a; Ge 37, 45]
II-6
|
22344 |
slee |
ijsstoel:
eistoel (P177p Zepperen),
lange oe
eistoel (P177p Zepperen)
|
Een slede (waarmee de kinderen op het ijs rijden). [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
32811 |
sleepcultivator, veertandeg |
pad:
pát (P177p Zepperen)
|
Bedoeld wordt het cultivatortype van afb. 79. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zij verwezen naar het vorige lemma. In het lemma ''eg'' vindt men ''eg'' en ''eg'' geduid. [JG 1a + 1b; N 11, 78b; N 11A, 150b; N J, 10]
I-2
|
34294 |
sleephout |
sleephout:
slēphuǝt (P177p Zepperen)
|
Hout waaraan het tuiertouw of de tuierketting is bevestigd. Door dit slepend stuk hout voorkomt men dat koe of geit verstrikt raken in het touw of de ketting of dat zij bij de tuierpaal komen. [N 3A, 14h; N 14, 73b; JG 1c, 2c; monogr.]
I-11
|
17899 |
slepen |
slepen:
slęi̯ǝ.pǝ (P177p Zepperen)
|
De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.]
I-2
|
19374 |
sleutel |
sleuter:
sletter (P177p Zepperen)
|
Een voorwerp dat dient om deuren die op slot zijn, te openen(sleutel, sleuter, smet) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24535 |
sleutelbloem |
kattenkaas:
kattekoës (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen),
-
kattekoas (P177p Zepperen),
meihutje:
-
meihutjes (P177p Zepperen)
|
sleutelbloem [ZND 34 (1940)] || sleutelbloem (tekening, beschrijving vh uiterlijk) [Lk 03 (1953)] || sleutelbloem, kweekplant (primula) [Lk 03 (1953)]
III-4-3
|
34180 |
slijm bij de nageboorte |
vuil:
vøi̯l (P177p Zepperen)
|
Kleverige slijm bij de nageboorte. [N 3A, 57b]
I-11
|
34164 |
slijmen |
slommeren:
slūmǝrǝ (P177p Zepperen)
|
Afscheiding geven uit de schede vóór het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 37]
I-11
|