34178 |
slijmkoek |
milt:
meǝlt (P177p Zepperen)
|
Koekje dat het kalf bij de geboorte in de bek heeft. [N 3A, 56]
I-11
|
25353 |
slijpsteen |
slijpsteen:
slē̜jǝpstēǝn (P177p Zepperen)
|
Een steen waarmee men de messen en de krabber slijpt. Op de steen deponeert men van tevoren water, zand of olie. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.]
II-1
|
32897 |
slijpzand, zavel |
scherpe zavel:
sxę.rǝpǝ zǭvǝl (P177p Zepperen)
|
Het zand (aarde, leem, slijk, modder) waarmee de strekel werd ingesmeerd en dat in het zandblok of de klomp werd meegenomen naar het veld. In enkele plaatsen wordt toegevoegd dat men wat roggemeel door het zand mengde om het stroever te maken: P 115, 118a, 119, 176a, 188, Q 2, 2a, 73, 75, 76, 77, 78, 80 en 188. Ten einde het zand op de juiste manier vochtig te houden werd er in Q 9 appelsap, en in Q 76 en 77 azijn, aan toegevoegd; werd er in L 362, 363 en 367 op gewaterd en in P 176 op gespuugd. Uitdrukkelijk vermeld dat men geen slijpzand gebruikt, werd er in P 192, Q 152, 154, 155, 156, 157, 159 en 168a. Zie ook de andere lemma''s rond de strekel. [JG 1a, 1b; N 80, 83 add.]
I-3
|
28662 |
slingeren |
uitslingeren:
uitslingeren (P177p Zepperen)
|
Het oogsten van honing door middel van een honingslinger. De ramen worden zo geplaatst dat de toplatten achteraan komen. De reden is dat de stand van de cellen van binnen naar buiten wijst, iets schuin omhoog. [N 63, 126; N 63, 123a; JG 1b; Ge 37, 174; monogr.]
II-6
|
28661 |
slingerhoning |
slingerhoning:
slingerhoning (P177p Zepperen)
|
Honing die geoogst wordt door de raten in een toestel rond te laten slingeren, waardoor de honing uit de raten verwijderd wordt. [N 63, 116c; N 63, 115c; JG 1a; monogr.]
II-6
|
17695 |
slokdarm |
slokdarm:
slukdɛrm (P177p Zepperen)
|
Spierachtige buis die de keel met de maag verbindt. [N 28, 78]
II-1
|
33723 |
sloothak, slootzeis |
haagmes:
hǭxmē̜.s (P177p Zepperen)
|
Hak of zeis waarmee men sloten en beken maait en schoonmaakt. [JG 1a, 1b; N 14, add.; N 18, add.]
I-8
|
33082 |
sluitlaag |
sluitlaag:
slǭǝ.tlōx (P177p Zepperen)
|
De laatste laag op de wagen. [JG 1b]
I-4
|
33459 |
sluitstang boven aan een poortvleugel |
schoude:
(mv)
sxāǝs (P177p Zepperen)
|
Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b]
I-6
|
20601 |
smaken |
smaken:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
smak (P177p Zepperen)
|
lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)]
III-2-3
|