e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zepperen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slijmkoek milt: meǝlt (Zepperen) Koekje dat het kalf bij de geboorte in de bek heeft. [N 3A, 56] I-11
slijpsteen slijpsteen: slē̜jǝpstēǝn (Zepperen) Een steen waarmee men de messen en de krabber slijpt. Op de steen deponeert men van tevoren water, zand of olie. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.] II-1
slijpzand, zavel scherpe zavel: sxę.rǝpǝ zǭvǝl (Zepperen) Het zand (aarde, leem, slijk, modder) waarmee de strekel werd ingesmeerd en dat in het zandblok of de klomp werd meegenomen naar het veld. In enkele plaatsen wordt toegevoegd dat men wat roggemeel door het zand mengde om het stroever te maken: P 115, 118a, 119, 176a, 188, Q 2, 2a, 73, 75, 76, 77, 78, 80 en 188. Ten einde het zand op de juiste manier vochtig te houden werd er in Q 9 appelsap, en in Q 76 en 77 azijn, aan toegevoegd; werd er in L 362, 363 en 367 op gewaterd en in P 176 op gespuugd. Uitdrukkelijk vermeld dat men geen slijpzand gebruikt, werd er in P 192, Q 152, 154, 155, 156, 157, 159 en 168a. Zie ook de andere lemma''s rond de strekel. [JG 1a, 1b; N 80, 83 add.] I-3
slingeren uitslingeren: uitslingeren (Zepperen) Het oogsten van honing door middel van een honingslinger. De ramen worden zo geplaatst dat de toplatten achteraan komen. De reden is dat de stand van de cellen van binnen naar buiten wijst, iets schuin omhoog. [N 63, 126; N 63, 123a; JG 1b; Ge 37, 174; monogr.] II-6
slingerhoning slingerhoning: slingerhoning (Zepperen) Honing die geoogst wordt door de raten in een toestel rond te laten slingeren, waardoor de honing uit de raten verwijderd wordt. [N 63, 116c; N 63, 115c; JG 1a; monogr.] II-6
slokdarm slokdarm: slukdɛrm (Zepperen) Spierachtige buis die de keel met de maag verbindt. [N 28, 78] II-1
sloothak, slootzeis haagmes: hǭxmē̜.s (Zepperen) Hak of zeis waarmee men sloten en beken maait en schoonmaakt. [JG 1a, 1b; N 14, add.; N 18, add.] I-8
sluitlaag sluitlaag: slǭǝ.tlōx (Zepperen) De laatste laag op de wagen. [JG 1b] I-4
sluitstang boven aan een poortvleugel schoude: (mv)  sxāǝs (Zepperen) Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b] I-6
smaken smaken: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  smak (Zepperen) lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)] III-2-3