| 34489 |
van veren wisselen |
ruiven:
roi̯u̯vǝ (P177p Zepperen),
rø̜u̯vǝn (P177p Zepperen)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
| 17824 |
vangen |
vangen:
vange (P177p Zepperen)
|
vangen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
| 18808 |
vanzelfsprekend |
natuurlijk:
das naturlijk (P177p Zepperen)
|
Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
| 34297 |
varken |
varken:
vɛ.rǝkǝ (P177p Zepperen),
vɛrǝkǝ (P177p Zepperen)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
| 34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
loper:
løu̯pǝr (P177p Zepperen),
lø̄pǝr (P177p Zepperen)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
| 34363 |
varkens mesten |
vetmaken:
vętmǭ.kǝ (P177p Zepperen),
vetten:
vętǝ (P177p Zepperen)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
| 34319 |
varkenshaar |
haar:
huǝr (P177p Zepperen)
|
De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.]
I-12
|
| 33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
vɛ.rǝkǝs[stal] (P177p Zepperen)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
| 34368 |
varkenston |
varkenskuip:
vęrkǝskǫǝp (P177p Zepperen)
|
Ton om gekookt varkensvoer in te bewaren. Zie voor de benamingen van "varkensketel" het lemma ''varkensketel'' in wld I.6 (2.2.11). [N 18, 131; monogr.]
I-12
|
| 33393 |
varkenstrog |
trog:
truǝx (P177p Zepperen),
trǫx (P177p Zepperen)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|