25362 |
verdoven |
afhouwen:
ǭfhǫwǝ (P177p Zepperen)
|
Het slachtvee verdoven alvorens het de keel door te snijden. Woordtypen als "schieten", "doodslaan", "houwen", "pin indrijven" geven aan hoe het verdoven in zijn werk gaat. [N 28, 6; N 28, 12b; monogr.]
II-1
|
34155 |
verdrogen |
verdrogen:
vǝrdrøǝgǝ (P177p Zepperen)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
28622 |
verenigen van zwermen |
verenigen:
vǝręjnegǝ (P177p Zepperen)
|
Wanneer een afgezwermd of afgejaagd volk of een opzetter in de winter te zwak is geworden, wordt dit volk of die opzetter verenigd met andere volken. Ook moet men vaak volken verenigen, wil men op het einde van het bijenjaar zoveel mogelijk nieuwe volken hebben. Bij het verenigen van twee volken moeten zij dezelfde geur krijgen om afstoting en gevechten te vermijden. Hiervoor kan de imker gebruik maken van verschillende technieken. Hij kan de bijen besproeien of besprenkelen met een geurafscheidende vloeistof of met suikerwater, of de bijen beroken. Het urineren in kasten of korven om eenzelfde geur te krijgen is een verouderde methode. De informant van L 271 zegt dat oude imkers vroeger een voor- en nazwerm in een lege korf deden. Dan ging er een doek over. Vervolgens werd de korf beplast, waarna hij geschud werd. Ook Eeckhout (pag. 191) vermeldt dit gebruik voor één plaats (Geraardsbergen), maar zegt dat deze methode zo goed als uitgestorven is. [N 63, 95a, N 63, 95b; N 63, 95c; N 63, 97; monogr.]
II-6
|
30735 |
verflaag |
laag verf:
lōǝx ˲vɛrǝf (P177p Zepperen)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
17924 |
verfrommelen |
verfrommelen:
verfroemmele (P177p Zepperen)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
34171 |
verkeerd liggen |
contrarie liggen:
contrarie liggen (P177p Zepperen)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
18002 |
verkleumd |
stijf:
stēͅf (P177p Zepperen),
verstijfd:
vərstɛf (P177p Zepperen)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
ich ben verkaat (P177p Zepperen),
ich ben versnuif (P177p Zepperen),
verkoud:
ich ben e bietje verkaat (P177p Zepperen),
ich ben feel verkaat (P177p Zepperen),
ich ben verkaat (P177p Zepperen),
ik ben verkaat (P177p Zepperen)
|
Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid? [Lk 05 (1955)] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
ich hep `n valling (P177p Zepperen),
kou:
djieə zuult ne kaa pakke (P177p Zepperen),
djiə zult ənə kaa pakke (P177p Zepperen)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
34165 |
verlopen |
verschieten:
(de koe is) vǝrsxǫtǝ (P177p Zepperen)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|