e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zepperen

Overzicht

Gevonden: 2267
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hees, schor hees: hees (Zepperen), heiəsch (Zepperen) hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] III-1-2
heet, hitsig lopig: løͅijpex (Zepperen) heet, hitsig [Goossens 1b (1960)] III-2-1
heggenmus aardmusje: jatmuiske (Zepperen) heggemus III-4-1
heidehoning heidehoning: heidehoning (Zepperen) Honing afkomstig van de heidebloesem. De heide was in oude tijden de belangrijkste honing- of drachtbron. Maar hoeveelheid en kwaliteit van de heide zijn in de afgelopen decennia zienderogen achteruitgegaan. Hij is goudbruin van kleur en heeft een pittig en sterk aroma. [N 63, 112b; JG 1a; Ge 37, 133; monogr.] II-6
heilige, zalige heilige: nen helige (Zepperen) Heilige. [ZND 35 (1941)] III-3-3
heizode los- en stukploegen stroppen: strǫpǝ (Zepperen) [N 27, 16] I-8
hekel hekel: hēkǝl (Zepperen) Plank met rechtop staande pinnen waar het vlas doorheen wordt getrokken. [L 1, a-m; L 26, 30; monogr.] I-5
hemel hemel: hi.məl (Zepperen) hemel [RND] III-3-3
hen met kuikens kloek: kluk (Zepperen) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hengst hengst: heŋs (Zepperen) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9