25518 |
houtskool verwijderen |
schoonmaken:
sxōnmākǝ (P177p Zepperen)
|
Het eventueel bij het werkwoord opgegeven zelfstandig naamwoord "houtskool" of heteroniemen hiervoor worden niet gedocumenteerd. Zie voor de fonetische documentatie van deze woorden het lemma ''houtskool''. [N 29, 11b; OB 2, 2b; monogr.]
II-1
|
31803 |
houtsplinter |
splint:
splẽǝnt (P177p Zepperen)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
24329 |
houtworm |
milver:
vroeger"schietworm
millever (P177p Zepperen)
|
houtworm [Lk 01 (1953)]
III-4-2
|
17565 |
huid |
huid:
hauwət (P177p Zepperen),
(mv)
høi̯ǝdǝ (P177p Zepperen),
vel:
vel (P177p Zepperen)
|
[L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)]
I-11, III-1-1
|
34618 |
huif van de huifkar |
huif:
hǫu̯f (P177p Zepperen)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
18647 |
huifkar |
huifkar:
hø̄fkɛ̄r (P177p Zepperen),
hǫu̯fkē̜r (P177p Zepperen)
|
Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.]
I-13
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hoͅas (P177p Zepperen),
hoͅəs (P177p Zepperen)
|
huis [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
19673 |
huishouden |
huishoud:
hēͅəsha (P177p Zepperen),
huishouden:
hoͅu̯əshāə (P177p Zepperen)
|
Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
33609 |
huisweide |
bleek:
blēi̯k (P177p Zepperen)
|
I-7
|
17997 |
huiveren |
bibbelen:
bibbele (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen),
bubbele (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen),
bibberen:
bibbere (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen),
huiveren:
heuvere (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen)
|
Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|