19886 |
huurhuis |
huurhuis:
huurhaus (P177p Zepperen),
huurhoas (P177p Zepperen)
|
huurhuis [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
19089 |
iemand uitschelden |
heken:
op imant hieeke (P177p Zepperen),
voor vanal uitmaken:
vor vanal eatmeake (P177p Zepperen)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-1-4
|
20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
noden:
znd 32, 71;
neuën (P177p Zepperen)
|
de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)]
III-2-2
|
31623 |
ijsnagels |
ijsnagels:
ē̜ǝ.sniɛ.gǝl (P177p Zepperen)
|
Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.]
II-11
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (P177p Zepperen)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
33634 |
ijzeren haak aan de puthaak |
haak:
hoək (P177p Zepperen)
|
[ZND 32 (1939)]
I-7
|
25371 |
ijzeren pin waarmee men het slachtvee verdooft |
pin:
pen (P177p Zepperen)
|
De woordtypen in dit lemma kunnen op verschillende zaken duiden. Men kan ermee bedoelen de ijzeren pin die uit het schietmasker gedreven wordt of de pin die op een hamer waarmee men het dier op de kop slaat, is bevestigd, of de pin van het penapparaat. Dit laatste werktuig is een voorloper van het penschietmasker. Zie ook de toelichting bij het lemma ''schietmasker''. [N 28, 5b; N 28, 5d; monogr.]
II-1
|
20442 |
in de doodskist leggen |
zerken:
znd 32, 20;
zérkə (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen)
|
een doode lijken (vooraleer hij gekist wordt) [ZND 32 (1939)]
III-2-2
|
28522 |
inballen |
afsteken:
afsti-jǝkǝ (P177p Zepperen)
|
Het insluiten van de koningin door de werksters. Dit gebeurt meestal ter bescherming, maar overbodige koninginnen kunnen door dit inballen ook gedood worden. [N 63, 36a]
II-6
|
28476 |
ingelegd |
belegd:
bǝlęjt (P177p Zepperen)
|
Gezegd van een moerdop of van een cel, wanneer er door de koningin een eitje in is gelegd. [N 63, 22a; N 63, 21a; N 63, 18; Ge 37, 69]
II-6
|