27827 |
galerijuitsnijding |
bijwerking:
bę̄jwęrkeŋ (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
bossèyemint:
bosǝmęnt (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Zwartberg / Winterslag / Eisden)]
[Eisden]),
bǫzǝmęnt (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Zwartberg, Winterslag, Eisden]),
coupage:
kupāš (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
galerijuitsnijding:
galǝrę̄jø̜wtsnę̄jdeŋ (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
kopbossèyemint:
kǫp˱bǫzǝmęnt (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
voetbossèyemint:
vutbǫzǝmɛnt (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Het definitieve profiel van een galerij, het resultaat dat ontstaat wanneer het nevengesteente verwijderd is. Zie ook het lemma Nevengesteente Verwijderen. [N 95, 927; Vwo 131; Vwo 191; Vwo 256; Vwo 334; Vwo 447; Vwo 839; monogr.]
II-5
|
28106 |
gedeeltelijk opvullen |
blind vullen:
bleŋk vø̜lǝ (Q000 Zie mijnen
[(Domaniale / Laura / Willem-Sophia / Oranje-Nassau II / Oranje-Nassau III / Emma / Maurits)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Open ruimten in de opvulling laten. Dit werd volgens Lochtman (pag. 173) vroeger, toen er nog met de hand werd opgevuld, uit luiheid gedaan. Volgens een invuller uit Q 121 kon de term "pfuschen" ook worden gebruikt voor het verwerken van oud hout in de opvulling in plaats van stenen. Dit was ten strengste verboden omdat het mijnschade kon veroorzaken. Zie ook het lemma Een Stuk Mijngang Onopgevuld Laten, Wld II.4, pag. 82. [N 95, 553; N 95, 554; monogr.; div.]
II-5
|
27843 |
gehulsde patronen |
cartouchen met gaine:
cartouchen met gaine (Q000 Zie mijnen
[(Eisden)]
[Waterschei]),
dikke cartouchen:
dikke cartouchen (Q000 Zie mijnen
[(Zwartberg)]
[Houthalen]),
gehulsde cartouchen:
gehulsde cartouchen (Q000 Zie mijnen
[(Winterslag)]
[Beringen, Zolder]),
omhulsde cartouchen:
omhulsde cartouchen (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder)]
[Zwartberg]),
speciale cartouchen:
speciale cartouchen (Q000 Zie mijnen
[(Waterschei)]
[Maurits]),
veiligheidscartouchen:
veiligheidscartouchen (Q000 Zie mijnen
[(Houthalen)]
[Eisden])
|
Patronen die verpakt zijn in een 3 mm dikke huls die bijzondere, vuurdovende of blussende zouten bevat. [monogr.]
II-5
|
27539 |
geit |
bergmannskoe:
bɛrxmanskǫw (Q000 Zie mijnen
[(Domaniale / Laura / Willem-Sophia / Oranje-Nassau II / Oranje-Nassau III / Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
Spottende benaming voor een geit, terug te voeren op het feit dat de mijnwerker vroeger in armelijke omstandigheden leefde. Het woord werd aan het begin van de zestiger jaren reeds als verouderd beschouwd (Lochtman, pag. 169). [monogr.]
II-5
|
26729 |
gereedschap |
getuig:
gǝtsyx (Q000 Zie mijnen
[(Willem-Sophia / Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Algemene benaming voor het gereedschap. [N 95, 721; N 95, 724; N 95, 727; monogr.]
II-5
|
27643 |
gewond raken |
blesseren:
blęsērǝ (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Maurits]),
bletseren:
blętsērǝ (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
lak afhebben:
lak āfhø̜bǝ (Q000 Zie mijnen
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei])
|
De mijnwerker raakte nogal eens gewond bijvoorbeeld door met de hand of voet tussen de machine te komen of op een andere manier geklemd te raken of door been- of armbreuk. Het woordtype "lak afhebben" werd volgens Loontjens (pag. 36) op de mijn Maurits gebruikt, wanneer iemand een schaafwond opliep. [N 95, 955; monogr.; Vwo 136; Vwo 137]
II-5
|
28351 |
gleuf voor schudgootmotor |
trace:
trás (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei)]
[Maurits])
|
Een in de wand uitgesneden gleuf van ongeveer 50 cm diepte, waarin de drukluchtmotor die de schudgoten aandrijft, kan worden geplaatst. Te Eisden liggen de motoren naast de schudgoten zodat er aldaar geen gleuven bestaan (Defoin pag. 98). [monogr.; N 95, 628]
II-5
|
28390 |
gruiskool |
fijne:
fęjnǝ (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Zolder]),
gruis:
grø̜̄js (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
havadje:
havatš (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
hávás (Q000 Zie mijnen
[(Zolder)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
De benaming voor kolen kleiner dan 80 mm. De term "havadje" werd oorspronkelijk gebruikt voor stenen die voortkwamen uit het wegnemen van een steenriffel in een koollaag (zie het lemma Koolriffel), maar is tegenwoordig ook van toepassing op de gruiskool die door een onderzaagmachine wordt weggenomen (Vanwonterghem pag. 119). [monogr.; Vwo 321; Vwo 350; Vwo 357]
II-5
|
27379 |
hak |
haverèce:
havręs (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Maurits]),
pik:
pek (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Eisden]),
snijhamer:
šnihamǝr (Q000 Zie mijnen
[(Hendrik)]
[Domaniale])
|
Algemene benaming voor het werktuig dat de mijnwerker gebruikt voor het loshakken van het gesteente en de steenkool. Rond de eeuwwisseling gebruikte men op de Oranje-Nassaumijnen in de regel de kruishouweel, terwijl men in en na de Eerste Wereldoorlog bijna volledig overging op de eenarmige Belgische hak. De "hak" bezat volgens een invuller uit Q 121 aan één kant een punt en aan de andere kant een hamer; het werktuig werd, voor de persluchthamer zijn intrede deed, op de Domaniale mijn gebruikt om de kolen los te slaan. Het woordtype "pik" van de Belgische respondenten is specifiek van toepassing op een dergelijke, eenarmige hak. De term "snijhamer" was volgens Loontjens (pag. 39) op de mijn Hendrik een verouderde benaming voor een kolenhak. [N 95, 732; N 95, 760 add.; monogr.; Vwo 360; Vwo 596]
II-5
|
27942 |
halfhout |
halfhout:
halfhǫwt (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Maurits]),
halfronde beel:
halfrondǝ bēl (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
plank:
plank (Q000 Zie mijnen
[(Houthalen / Waterschei)]
[Maurits]),
platte beel:
platǝ bēl (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
platte kap:
platǝ kap (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
schaal:
schaal (Q000 Zie mijnen
[(Eisden)]
[Houthalen, Waterschei]),
schaalplank:
schaalplank (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder)]
[Eisden]),
troussagehout:
trusašhǫwt (Q000 Zie mijnen
[(Zwartberg)]
[Domaniale])
|
Halfrond stuk hout dat voor verschillende doeleinden, bijvoorbeeld als kap of als bekleding, kan dienen. Het gebruik is afhankelijk van de dikte van het gezaagde hout. [N 95, 330; monogr.; Vwo 353; Vwo 354; Vwo 605; Vwo 606]
II-5
|