27873 |
kanon maken |
kanon maken:
kanon maken (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Gezegd van een schot dat de prop wegschiet maar verder zonder uitwerking blijft. [Vwo 404]
II-5
|
27982 |
kant |
kant:
kaŋk (Q000 Zie mijnen
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Het stuk steenkool dat men moest laten staan bij het "afkanten" (zie het lemma Afkanten). [monogr.]
II-5
|
27442 |
kap |
balk:
balk (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Maurits]),
béle/beel:
bēl (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Eisden]),
kap:
kap (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zwartberg / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
kophout:
kǫphǭwt (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
pallisade:
palisāt (Q000 Zie mijnen
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
rondhout:
ronthǫwt (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Domaniale])
|
Algemene benaming voor de houten of metalen balk die als bovenste deel van de ondersteuning tegen het dak geplaatst wordt en die dus rechtstreeks de druk van het dakgesteente draagt. Uit de opgaven blijkt dat men in een aantal plaatsen verschillende benamingen kent voor de houten en de ijzeren kap. Zo merkt de invuller uit K 361 op dat men in de mijn van Zolder een houten kap een "beel" en een ijzeren een "beeltje" noemt. Op de Domaniale mijn gebruikte men volgens een respondent uit Q 121c daar respektievelijk de woorden "plat" en "kap" voor en een zegsman uit Q 113 voegt daar nog aan toe dat het "plat" op de mijn Emma in de pijler werd toegepast. Op de mijn Maurits maakte men volgens de invuller uit Q 21 een onderscheid tussen een "kap" en een "kapje". De eerstgenoemde term was van toepassing op een kap die in het steenwerk werd gebruikt, de tweede op een kap die het dak van een pijler droeg. Het woordtype "houtbeel" uit L 417 is een verzamelterm voor de "ronde beel", een houten balk met een lengte van 3 meter, en de "platte beel", een verticaal houten steunelement van 2.20 meter lang. De opgaven "kophout" en "rondhout" worden in de betekenis kap in tegenstelling tot "beel" in de Belgische mijnen slechts zelden gebruikt. Het woordtype "pallisade" was volgens Loontjens (pag. 36) op de Domaniale mijn van toepassing op een houten knuppel die als kap dienst deed. [N 95, 302; N 95, 307; N 95, 308; N 95, 337; monogr.; Vwo 87; Vwo 101; Vwo 406; Vwo 449; Vwo 667]
II-5
|
27935 |
kapschoen |
bouwschoen:
bǫwšǫŋ (Q000 Zie mijnen
[(Domaniale)]
[Eisden]),
bouwslob:
bǫwšlup (Q000 Zie mijnen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Los metalen verbindingselement tussen kap en stijl bij jukondersteuningen. Wat betreft het woordtype "Drescherkistje", deze term werd volgens een invuller uit Q 121 gebruikt voor een stuk ijzeren I-balk met breed profiel dat diende als verbinding tussen stijl en kap bij ijzeren betimmeringen. Het dankte zijn naam aan de uitvinder, de mijnwerker Drescher. Een respondent uit Q 121c voegt daar nog aan toe dat het een patent was van de Domaniale mijnmaatschappij. [N 95, 350; monogr.]
II-5
|
27749 |
kattekop |
kapstrang:
kapstraŋ (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Emma, Maurits])
|
Grote windas. [Vwo 408]
II-5
|
28118 |
keergaas |
blaasdraad:
bloǝsdroǝt (Q000 Zie mijnen
[(Domaniale / Laura / Willem-Sophia / Oranje-Nassau II / Oranje-Nassau III)]
[Maurits])
|
Bekleding die in het ontkoolde pand wordt aangebracht om te verhinderen dat bij het opvullen stenen in de galerij worden geblazen. De term "blaaspapier" werd volgens de invuller uit Q 113 op de mijn Emma gebruikt voor gaas dat met papier was bekleed. De zegsman uit Q 113 die invult voor de mijnen Oranje-Nassau I-IV merkt op dat de "afslag" zaklinnen was, dat was versterkt met draad. [N 95, 563; monogr.]
II-5
|
28319 |
keerschijf, omkeerinrichting van een lier |
poulie:
pulī (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Waterschei / Eisden)]
[Zwartberg]),
poulie-renvoi:
poulie-renvoi (Q000 Zie mijnen
[(Winterslag)]
),
poulie-retour:
poulie-retour (Q000 Zie mijnen
[(Zwartberg)]
[Winterslag])
|
Wanneer bij liervervoer een sleepkabel zonder eind wordt gebruikt, loopt deze kabel enerzijds over de schijf van de lier en anderzijds over een keerschijf. [monogr.]
II-5
|
28018 |
kerf |
coupage:
kopas (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Zwartberg)]
[Maurits]),
kupāš (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Zwartberg]),
incoupering:
incoupering (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Winterslag, Waterschei]),
inkerving:
enkɛrveŋ (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Zwartberg, Eisden]),
marquage:
markāš (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
márkāš (Q000 Zie mijnen
[(Zwartberg)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Een inham in de koollaag ter breedte van het pand, vanwaaruit de houwer de kool evenwijdig aan de splijtvlakken kan afbouwen. Zie ook het lemma Inkerven. [N 95A, 11; monogr.; Vwo 256; Vwo 394; Vwo 395; Vwo 503]
II-5
|
28016 |
kerven |
kerven:
kɛrvǝ (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Domaniale])
|
De koolmassa haaks op de splijtvlakken doorsnijden. [Vwo 414]
II-5
|
28278 |
kipper |
basculet:
baskølęt (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Zolder]),
culbuteur:
kølbytø̜̄r (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Zolder]),
kiepstoel:
kipstul (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Maurits]),
kipper:
kepǝr (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Maurits]),
kipstoel:
kepstul (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Maurits]),
wipper:
wepǝr (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Apparaat dat mijnwagens omkeert om ze te ledigen. Het onderstel van de wagens wordt daarbij vastgezet in de ijzeren grijparmen van het toestel. Volgens een invuller uit Q 121 stond de "kiepstoel" altijd boven een bunker. [N 95, 692; N 95, 694; monogr.; Vwo 97; Vwo 262; Vwo 418; Vwo 421; Vwo 422; Vwo 866]
II-5
|