e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zie mijnen

Overzicht

Gevonden: 436
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lading mijn: men (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Een met springstof geladen en opgepropt schietgat. [Vwo 518] II-5
lampenist lampenist: lampenist (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Domaniale]) Arbeider die verantwoordelijk is voor de goede staat van de mijnlampen. De lampenist onderhoudt de mijnlampen, reikt ze uit aan de mijnwerkers in ruil voor hun controlepenning en ontvangt ze na de dienst weer terug tegen afgifte van dezelfde controlepenning. [monogr.; Vwo 466; N 95, 241] II-5
lampenkamer lamperij: lampǝrę̄j (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg, Waterschei]), lampisterij/lampisterie: lampestǝri (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]) De ruimte waar men de mijnlampen onderhoudt en indien nodig repareert. [N 95, 241; monogr.; Vwo 467; Vwo 468] II-5
langskap béle de taille: bēl dǝ táj (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), béle filière: bēl filijē̜r (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), lange beel: laŋǝ bēl (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), langsbeel: laŋsbēl (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Winterslag / Waterschei)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), langskap: laŋskap (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag, Waterschei]) Kap die geplaatst wordt in de lengterichting van een pijler of mijngang. [monogr.; N 95, 303; Vwo 103; Vwo 104; Vwo 469; Vwo 470] II-5
lasplaat las: laš (Zie mijnen  [(Maurits)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) IJzeren plaat waarmee spoorrails onderling verbonden worden. [monogr.] II-5
leeg spoor leeg spoor: lēx spōr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), lege baan: lēgǝ bān (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), lege marche: lēgǝ marš (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Spoor voor lege mijnwagens. "Het spoor der ledige dient om de ledige wagens naar de laadpunten te brengen, waarbij men ook de wagens rekent die materiaal naar de werkfronten vervoeren" (Defoin pag, 167). [Vwo 473; Vwo 474; Vwo 475; monogr.] II-5
leirol draagrol: draagrol (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), poulie: puli (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg, Winterslag, Waterschei]), poulie-tje: pulikǝ (Zie mijnen  [(Zwartberg / Winterslag / Waterschei)]  [Domaniale]), richtrol: rextrǫl (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), rolletje: rǫlǝkǝ (Zie mijnen  [(Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Rol of rolletje waarover een kabel loopt. De woordtypen "draagrol", "rolletje" en "poulie-tje" zijn specifiek van toepassing op de leirol van een lier. De term "richtrol" wordt met name gebruikt voor een horizontaal draaiende schijf. [monogr.; Vwo 622; Vwo 659] II-5
lier kabel: kābǝl (Zie mijnen  [(Domaniale / Laura / Willem-Sophia)]  [Julia]), lier: lier (Zie mijnen  [(Eisden)]  [Maurits]), līr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Emma]), treuil: trø̜j (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  ), trø̜̄j (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg, Waterschei]) Algemene benaming voor een hijswerktuig met horizontaal geplaatste as waarmee bijvoorbeeld mijnwagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden. Een lier kan met de hand of mechanisch, bijvoorbeeld elektrisch of met perslucht, worden aangedreven. Volgens Defoin (pag. 174) maakt men in Nederland naar aanleiding van de aandrijving een onderscheid tussen een windas en een lier: de windas wordt met de hand gedraaid en de lier met een motor. Omdat vraag N 95A, 13 vrij algemeen was gesteld ("Hoe noemt u een lier waarmee wagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden") en omdat de lier in de mijn voor veel doeleinden wordt gebruikt, zijn de antwoorden "Hollandse lier" (Q 21), "rooflier" (Q 21), "stijlentrekker" (L 374) en "koepe-lier" (Q 21) verplaatst naar respectievelijk de lemmata Rooflier, Stijlentrekker en Koepe-lier. De opgave "kolom" uit Q 21 is volgens de invuller een zuilenlier en de term "mopje" werd volgens de zegsman uit Q 121a gebruikt voor een kleine lier in doortochten. De term "lier" is volgens de respondent uit Q 121c een Nederlandse benaming die op de Domaniale mijn pas in zwang kwam toen er een Nederlands sprekend kader op de mijn tewerkgesteld werd. [N 95A, 13; monogr.; N 95, add.; Vwo 477; Vwo 797] II-5
loden afloden: āflȳǝdǝ (Zie mijnen  [(Domaniale / Laura / Willem-Sophia / Oranje-Nassau II / Oranje-Nassau III / Emma / Maurits)]  [Eisden]) Met het schietlood controleren of een schacht een loodrechte stand vertoont. [monogr.] II-5
loon dagloon: dagloon (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Winterslag / Waterschei)]  [Houthalen, Zwartberg, Eisden]), quinzaine: kǝze̜m (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), kǝžęm (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  ), schichtloon: šixtlōn (Zie mijnen  [(Houthalen / Zwartberg / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Het loon dat dagelijks, veertiendaags of maandelijks wordt uitbetaald. Zie ook het lemma Uitbetaling Van Loon. De woordtypen "achtzehntel" en "neunzehntel" betreffen het loon van een hulphouwer, respektievelijk 80% en 90% van het loon van een houwer. Zie ook het lemma Hulphouwer. [N 95, 976; monogr.; N 95, 144; Vwo 416; Vwo 437] II-5